Tussen 1607 en 1612 werd de omvangrijke en diepe Beemster drooggelegd. Bij de toenmalige stand van de techniek was dat een gewaagde onderneming. De bedijkers wilden echter meer. Het nieuwe land werd ingericht overeenkomstig de schoonheidseisen van die tijd. Het patroon van wegen en waterlopen werd bepaald door regelmaat en nut. De ruimtelijke expressie van dat Renaissance-ideaal is in de Beemster nog goed herkenbaar. Daarom is de Beemster in 1999 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Als onderdeel van de Stelling van Amsterdam was dat in 1996 al gebeurd met het zuidelijke deel van deze droogmakerij. Door dit bijzondere karakter van de Beemster kan daar niet wat elders mogelijk is. Maar wat is er in de Beemster nu wel of niet toelaatbaar?
Guus Borger
Emeritus hoogleraar historische geografie
Als emeritus-hoogleraar historische geografie verbonden aan de Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en aan het Instituut voor Geo- en Bioarcheologie van de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam
Aandachtsgebieden: de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van de veengebieden in Noordwest-Europa, geschiedenis van het waterbeheer in Nederland, ruimtelijke ordening
Bekijk de video
De Beemster is een droogmakerij uit begin 17e en is een van de oudere grote droogmakerijen in Noord-Holland. Er kwamen 43 molens aan te pas om de polder droog te malen. De polder werd als op een rationele manier verkaveld en voorzien van een geometrisch patroon van wegen, vaarten en sloten. Langs de wegen kwamen (voornamelijk) stolpboerderijen en nabij kruisingen ontstonden dorpen als Middenbeemster en Noordbeemster, waar naast boerderijen ook een kerk, woningen en landhuizen werden gebouwd. De Beemsterringvaart met het boezemwater vormt de begrenzing van de polder. De polder werd voor een belangrijk deel in gebruik genomen als landbouwgebied met een afwisseling van akkers en weilanden. De polder is recent verklaard tot UNESCO Werelderfgoed. Dit wil niet zeggen dat de polder ‘op slot’ staat; er vinden wel degelijk ontwikkelingen plaats die onder meer samenhangen met de schaalvergroting in de landbouw, zoals grote veestallen. Ook de Cono kaasfabriek is zo’n nieuwe ontwikkeling, die zich ondanks de grote schaal, goed verhoudt met de structuur en openheid van de droogmakerij. Veel stolpen hebben inmiddels hun agrarische functie verloren en zijn omgevormd tot woonhuis. Naast oude stolpen zijn er inmiddels ook veel nieuwe (woon)stolpen gebouwd. Aan de zuidzijde overlapt de Beemster met een ander UNESCO Werelderfgoed, de Stelling van Amsterdam, waarvan vier forten zich in de Beemster bevinden.
Kernkwaliteiten (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie):
Landschapstype:
Ondergrond:
Landschaps- en dorps-DNA:
Het betreft de herbouw van een (door brand verloren gegane) stolpboerderij, in de vorm van een grotere, in twee wooneenheden gesplitste stolpboerderij (voor particuliere bewoning) met twee bijgebouwen. Het gemeentelijk college besloot in beginsel planologische medewerking te verlenen aan dit project door middel van een bestemmingsplanprocedure ex art. 3.1 Wro. Gekozen is voor deze procedure, omdat de nieuwe stolp meer ten oosten is geprojecteerd ten opzichte van de plek van de verbrande stolp, en er enkel planologische medewerking aan de nieuwe stolp kan worden verleend als de bestaande bouwrechten voor een stolp (bestaande bouwvlak) komen te vervallen.
Er wordt een stolp van minimaal 15m x 15m en maximaal 20m x 20m voorgestaan. Er zal in totaliteit niet meer dan 48m2 aan bijgebouwen gerealiseerd worden (2 x 24m2). Uitgangspunt is namelijk dat de stolp zich bij splitsing ruimtelijk manifesteert als ware het één woning (met bijbehorende bouwmogelijkheden voor bijgebouwen).
De nieuwe inrichting van het plangebied (bron: Bestemmingsplan Mijzerweg 1a, gemeente Beemster, april 2015)
Voorgevel nieuwe stolp ((bron: Bestemmingsplan Mijzerweg 1a, gemeente Beemster, april 2015)
De ARO is uiterst kritisch over deze ontwikkeling, stelt vast dat de (historische) onderbouwing van de grotere stolp op een nieuwe locatie ontbreekt, en zet vraagtekens bij het automatisme dat herbouw steeds in de vorm van een grote stolp met bepaalde minimum-maten zou moeten, wat de facto leidt tot de verdubbeling van het woonrecht . De herbouw van een stolp met vorm en afmeting van de afgebrande stolpschuur, bij voorkeur op de oorspronkelijke locatie (en wellicht op enige afstand van de bestaande stolp), ziet de ARO als een logische ontwikkeling. De ARO adviseert de gemeente om anders tegen deze ontwerpopgave aan te kijken, ook met het oog op vergelijkbare toekomstige ontwikkelingen elders in de Beemster. Er gaat precedentwerking uit van het plan: als bij iedere afgebrande stolp in de Beemster eenzelfde redenering wordt gevolgd, ontstaat een ruimtelijke verdichting die niet ten goede komt aan kwaliteit van de polder. De ARO adviseert de provincie om over deze ontwikkeling in gesprek te gaan met de gemeente.